Dek verouderen en beplanken

 

Het verouderen van de dekplanken

In de meeste bouwdozen worden de dekplanken in een donkere houtsoort, meestal tanganyka mee geleverd. Zelf geef ik de voorkeur aan lindenhout omdat de planken op een met name oorlogsschip over het algemeen door het vele schrobben en onder invloed van weersomstandigheden vaak bijna wit uitslaan.

Het is het makkelijkste om van te voren de dekplanken alvast op maat te maken, daar kom ik straks op terug.

 

Het verouderen op zich is vrij eenvoudig:

Stop een prop fijne staalwol in een glazen potje en vul dan het potje met azijn tot de staalwol volledig is ondergedompeld. Sluit het potje af met een deksel.

De staalwol gaat dan een verbinding aan met de azijn, dit kan enkele dagen en soms meer dan een week duren.......

Door regelmatig een afval plankje in te smeren met het mengsel kun je zelf bepalen wanneer het mengsel de juiste kleur heeft. De bedoeling is dat als het ingesmeerde plankje donkergrijs uitslaat is het goed.

 

Dat proefplankje schuur je dan op tot je een plank hebt waar een grijze "waas" over ligt. Het meeste grijs schuur je namelijk weer weg. Let wel; dit werkt alléén bij lindehout, als je noten of tanganyka gebruikt wordt het plankje zwart!

 

Als het mengsel naar je zin is smeer je alle reeds op maat gemaakte plankjes in met het mengsel, deze laat je drogen. Je kunt ze al vast een beetje schuren zodat ze al wat lichter zijn. Het uiteindelijke effect schuur je er in als het dek klaar is.

 

Nu zijn al je planken klaar om er een mooi verouderd dek van te maken.

 

Enkele feiten.

De kleur van de dekken was meestal zeer licht. Dekken werden vroeger uit eik, iep of den gemaakt. De voorkeur ging naar iep omdat dit niet splintert maar in grote brokken breekt als het geraakt werd door een geschutskogel. Eik gaf venijnige splinters die menige ader hebben doorgesneden. Voor ons modelbouwers kun je het best esdoorn of linde nemen voor je dekken.

 

Wil je eik nabootsen dan moet je zoeken naar tamme-kastanje. In de loop der eeuwen varieerde de afmetingen nogal sterk. Voor de 16e Eeuw was de breedte van de dekplanken nog 30 -40 cm. in de 17e eeuw 20-40 cm. In de 18e eeuw was dat al 20-30 cm. terwijl het in het begin van de 19e eeuw nog maar 15-20 cm. was en in de tweede helft van de 19e eeuw nog maar 10 - 15 cm. De lengte was ook telkens korter naargelang de eeuwen voorbijkwamen. Was het in het begin nog 9m. op het einde van de 19e eeuw was het nog maar 6m. Nu mag men al blij zijn als je een plank vind van meer dan 3.6 m. Vergeet niet dat je ook de kopse kanten van je dekplanken ook moet voorzien van iets dat breeuw naden nabootst.

 

Bepaal aan de hand van de schaal van je model de lengte en breedte van je planken.

De lengte mag je afronden tot een lengte die deelbaar is door 5, we bouwen namelijk een oorlogsschip en die hadden in Engeland een 5-plank systeem.



Breeuwnaden

De onderstaande tekening geeft een mogelijke werkwijze weer voor modellen op een kleine schaal. Bij dunnere dekplanken volstaat het om de zijkanten alleen maar zwart te maken, dus niet af te schuinen.

 

Belangrijk is om houtlijm op WATERBASIS te gebruiken, je kunt als je het dek met lijm hebt ingesmeerd de overtollige lijm makkelijk verwijderen met een vochtige doek!

Voor de breeuwnaden en nagels ben ik nogal omslachtig te werk gegaan.
Ik zal proberen het uit te leggen met een stappenplan,
1. Plankjes op maat gezaagd en de randjes een heel klein beetje afgeschuind en met potlood er langs. ik gebruik daarvoor een zacht potlood, bijvoorbeeld   hardheid 6B
2. Plankjes op het dek lijmen
3. Met een kleine priem of naald gaatjes geprikt voor de spijkers
4. Met een scherp potlood de gaatjes geaccentueerd.
5. Houtlijm over het dek uitgesmeerd en goed in de naden gewreven.
6. Alles heel goed geschuurd
7. Met de stofzuiger de zooi wegzuigen
8. Eventueel wat oneffenheden wegwerken

 

De linker foto laat een schematische voorstelling zien hoe je de breeuwnaden maakt, en rechts alvast het uiteindelijke resultaat.

 

 

Met de lijm maak ik de naden dicht die ik opzettelijk had aangebracht. Dit geldt ook voor de gaatjes van de spijkers.  Nu wordt het potloodslijpsel ook in de naden gewreven waardoor je een wat grijzige kleur krijgt. Afhankelijk van de schaal is het niet altijd mooi om overal de spijkers aan te brengen, het gaat als snel erg overheersen. Voor mijn model heb ik gekozen om deze nagels alleen aan te brengen op de kopse kanten.

De lijm wordt dus weer eraf geschuurd en na het lakken met bijvoorbeeld Glitsa parketlak (mat)  wordt alles gefixeerd  en zie je er niks meer van.  Vergelijk het met het wegwerken van naden en kieren in je romp, dat doe je ook met houtlijm en schuursel. Het mooiste effect bereik je door er voor te zorgen dat er hier en daar planken liggen die iets donkerder (grijzer) zijn 

4-plank systeem

Over het juiste systeem op de dekken is voor wat betreft de Continentale schepen veel onduidelijkheid.  Op de WASA (door een Nederlander gebouwd) vinden we geen systeem.  Op deze schepen lijkt het dat de dekken werden dicht gelegd met alle beschikbare planklengtes door elkaar. In Engeland was dat anders; C. Nepean Longridge beschrijft in 1961 in zijn boek “The Anatomy of Nelson’s Ship’s “ een duidelijk 4-plank systeem op de schepen uit de tijd van Nelson .  (zie foto)

 

Werkwijze

Let hier op het verspringen van de planken.

het is niet steeds 1/5 lengte voor de volgende kopse naad.
Tussen rij 1 & 2 is de kopse naad op 2/5 van de lengte
Tussen 2 & 3 rij is de kopse naad ook op 2/5 lengte
Op rij 4 verspringen we ook weer 2/5 vanaf de 2° rij wat maakt dat de naad op 1/5 ligt van het begin punt en het is pas op de 6° dekplank dat we terug zijn op onze beginplank.


Let op dat in het midden van het schip er een 'Koningsplank' is als dekplank. deze plank is 1/4 breder dan de normale dekplanken en is de eerste plank die gelegd wordt. Indien er schaarstokken worden toegepast veranderd dat niets aan de overige beplanking.

Nog iets duidelijker;

Even een fictief voorbeeld; een dek met een koningsplanken.  Stel, op jouw schaal heb je planken nodig van 10 cm (kies voor het dek een maat die deelbaar is door 5. (het is een oorlogsschip en we gebruiken een 4 planksysteem, vandaar deelbaar door 5)


Je werkt van achter naar voor, en vanuit het midden naar de verschansing.  Vanuit de koningsplank gezien liggen de linker en rechterkant in spiegelbeeld.
Je eerste plank naast de koningsplank is dan 4 cm (we verspringen namelijk steeds 2/5) Je tweede plank is dan 8 cm.
Je derde plank is 2 cm (je 2e plank heeft nog maar 1/5 over, dus je derde begint weer met 1/5 om het systeem te kunnen volhouden.
Je 4e plank is dan 6 cm.
Je 5e plank is 10 cm (de volle 5/5, dus een hele plank)
Je ziet nu dat tussen de gelijkliggende kopse kanten steeds 4 planken liggen.


Als de achterste planken liggen zoals boven omschreven dan is het verder een eitje, gewoon aansluiten met volle lengtes en het patroon blijft gehandhaafd.
Worden er schaarstokken gelegd, dan veranderd er niet veel; de schaarstokken en de daar tussen liggende planken maken deel uit van het systeem.
Als je het hart van het dek hebt bepaald en met potlood op het dek hebt gezet, is dat het beginpunt van waaruit je naar links en naar rechts kunt werken.

Een paar feiten
Schaarstokken: Op Continentale schepen werden schaarstokken gebruikt, zijnde 2 dikkere en bredere planken gebruikt, die in de lengte richting over het dek liepen. De afstand tussen de schaarstokken is meestal 7 voet. Zijnde de breedte van de luiken. De bovenkant van de dekplanken tussen de schaarstokken lagen op gelijke hoogte met de bovenkant van de schaarstokken. De schaarstokken waren 19 duim breed en 6 duim dik.


De koningsplank, vaak op Engelse schepen te vinden, is even hoog als de dekplanken, maar ¼ breder, en ligt in het midden van alle dekken waar de masten doorlopen over de volle lengte van het schip.

De duim is een oude lengtemaat, gebruikt in Nederland en Vlaanderen, die ongeveer gelijk is aan de breedte van het bovenste kootje van de duim van een volwassen man. Een duim heeft afhankelijk van de streek een andere lengte:

  • een Amsterdamse duim is 2,57393636 cm (11 Amsterdamse duim is 1 Amsterdamse voet);
  • een Franse duim is 2,7 cm;
  • een Gelderse of Nijmeegse duim is 2,7 cm;
  • een Hondsbosse en Rijpse duim is 2,4 cm;
  • een Rijnlandse duim is 2,61 cm;
  • een Vlaamse duim (gebruikt in de kasselrij van de Oudburg: het Land van Waas, Gent en Dendermonde) is 2,54 cm.

 

De breeuwnaden tussen de planken zijn 7 tot 9 mm. breed. Let dus op je schaal. Bij 1:48 is je breeuwnaad nog maar 0,15 mm. breed (dat is nog minder dik dan twee papiervellen op elkaar). Bij 1:72 is dat al 0,09 mm. en bij 1:96 is de naad 0,07 mm. Aan de hand van bovenstaande maten is het duidelijk dat het gebruik van garen als breeuwnaad natuurlijk veel te grof is.

 

Dan nog een laatste tip!!!

Als je niet helemaal zeker bent van de werkwijze; maak een proefstukje!!!!!

 

Succes.....

 

Germt